Een ontologisch argument is een filosofisch argument, gemaakt vanuit een ontologische basis, dat wordt aangevoerd ter ondersteuning van het bestaan van God. Dergelijke argumenten hebben de neiging te verwijzen naar de staat van zijn of bestaan. Meer in het bijzonder worden ontologische argumenten gewoonlijk a priori bedacht met betrekking tot de organisatie van het universum, waarbij, als een dergelijke organisatiestructuur waar is, God moet bestaan.Het eerste ontologische argument in de Westerse christelijke traditie[i] werd voorgesteld door de heilige Anselm van Canterbury in zijn werk Proslogion (Latijn: Proslogium, lit. 'Verhandeling over het bestaan van God') uit 1078, waarin hij God definieert als 'een wezen dan dat niet groter kan worden geconcipieerd', en stelt dat een dergelijk wezen moet bestaan in het verstand, zelfs in dat van de persoon die het bestaan van God ontkent.Hieruit suggereert hij dat als het grootst mogelijke wezen in de geest bestaat, het ook in de werkelijkheid moet bestaan, want als het alleen in de geest bestond, dan moet er een nog groter wezen mogelijk zijn - iemand die zowel in de geest als in de werkelijkheid bestaat. Daarom moet dit grootst mogelijke wezen in de werkelijkheid bestaan.